Het Farizeïsme, met zijn wortels in de periode na de ballingschap, vertegenwoordigde een legalistische orthodoxie die de zuiverheid van het volk Israël nastreefde door een strikte naleving van de Wet. Deze beweging werd bekritiseerd door Jezus, die de nadruk legde op innerlijke vroomheid boven het louter naleven van de wet. De invloed van de Farizeeërs, vooral op Paulus, introduceerde een contrasterende benadering, die een onderscheid maakte tussen wettelijke naleving en oprecht geestelijk zoeken. Aan de andere kant probeerde het Alexandrijnse gedachtegoed, een filosofische stroming beïnvloed door Griekenland, het hellenistische filosofische denken te integreren met het Jodendom, waarbij meer nadruk werd gelegd op ethiek en filosofie dan op rituele praktijken. Philon van Alexandrië, beïnvloed door Plato, zag de Wet op een allegorische manier en benadrukte de Logos als de goddelijke tussenpersoon, een concept dat later centraal zou staan in de christelijke theologie.
De literatuur van het Nieuwe Testament weerspiegelt deze complexe interactie tussen Joodse en Christelijke tradities. De Synoptische Evangeliën (Matteüs, Marcus en Lucas) zijn de vroegste bronnen over de leer van Christus en beschrijven zijn leven en boodschap op een meer directe en objectieve manier, terwijl het Evangelie van Johannes, meer theologisch en reflectief, een dieper begrip van de persoon van Christus introduceert. De brieven van Paulus, hoewel beïnvloed door hun farizeïsche achtergrond, presenteren een interpretatie van het Christendom die het Joodse nationalisme overstijgt en een universele visie op verlossing voorstelt. Hoewel de nieuwtestamentische theologie geworteld is in de oudtestamentische geschriften en joodse tradities, onderscheidt zij zich door de originaliteit van haar denken, vooral met betrekking tot het begrip van de Messias, het Koninkrijk van God en de aard van Christus.
In zijn visie op het Koninkrijk van God stelde Jezus een interne en spirituele transformatie voor, anders dan de populaire verwachting van politieke interventie. Het Koninkrijk is zowel een huidige realiteit, die door gelovigen geestelijk wordt ervaren, als een toekomstige belofte, die verbonden is met een apocalyptische gebeurtenis. In relatie tot God openbaarde Christus een uniek goddelijk vaderschap, gekenmerkt door een persoonlijke en intieme relatie met de Vader, met de nadruk op de noodzaak om te leven volgens goddelijke normen van liefde en rechtvaardigheid. Zijn visie op de mens als kind van God, met intrinsieke waarde, zonder sociaal onderscheid, weerspiegelt zijn geloof in de universele waardigheid van alle individuen, ongeacht hun positie in de samenleving.
De leer van Christus over het Koninkrijk van God is ook nauw verbonden met zijn opvatting over de rol van de Kerk, die, hoewel beschreven in de evangeliën, niet werd voorgesteld als een star instituut of met een formele kerkelijke structuur. De nadruk lag op een spirituele broederschap, waarin alle christenen, en niet alleen de leiders, de autoriteit hadden om te onderwijzen en te leven volgens de principes van het Koninkrijk. De kerk werd dus gezien als een samenleving van geloof en liefde, met Christus in het middelpunt, in plaats van een starre hiërarchische organisatie. Praktijken zoals de doop en de eucharistie, hoewel aanwezig, werden beschouwd als uitingen van geloof en niet als mechanische of magische rituelen.
Uiteindelijk onthult het Nieuwe Testament een spiritueel pad dat menselijke en goddelijke groei integreert, waarin de mensheid wordt opgeroepen om haar goddelijke afstamming te erkennen, volgens de principes van het Koninkrijk te leven en te wachten op de uiteindelijke voltooiing van deze werkelijkheid. De opstanding en het laatste oordeel, hoewel voorgesteld in symbolische taal, weerspiegelen de hoop op een totale vernieuwing en herstel van de goddelijke orde. Het christendom is een geloof van innerlijke transformatie en eschatologische visie dat de historische en culturele grenzen van zijn oorsprong overstijgt.
A.R.Ribeiro.